Macroscoop: De zijderoute... lijdensweg of uitweg?

Door Alexis Bienvenu, Fund Manager La Financière de l’Echiquier.

Overal ter wereld zien centrale banken zich genoodzaakt de financiële omstandigheden aan te scherpen om de inflatie te beteugelen. Daardoor drijven ze hun economieën naar de rand van de afgrond. Overal? Toch niet ... één centrale bank – naast die van Japan, die binnenkort overstag lijkt te zullen gaan – biedt weerstand en doet precies het tegenovergestelde: de 'Bank van het Chinese Volk' (People’s Bank of China). Die verruimt het monetaire beleid om de economie te ondersteunen, want de inflatie rijst in China niet de pan uit, maar stagneert juist op 2,1% en zelfs 0,9% exclusief energie en levensmiddelen. De stijging van de producentenprijzen, die met 13% in oktober nog de economische stabiliteit bedreigde, is gekalmeerd tot 6,4% op jaarbasis. Daar kunnen de westerse centrale banken alleen maar van dromen.

Dat de Chinese centrale bank haar economie kan ondersteunen is een goede zaak, want die heeft er zeker behoefte aan. Het land kreeg het de afgelopen maanden harder te verduren dan bij de uitbraak van de coronacrisis in het voorjaar van 2020, waar het toch de bakermat van was. De huizenmarkt kende in 2021 een zorgwekkende vertraging, die een van de grootste projectontwikkelaars – Evergrande – virtueel failliet deed gaan. De steun van de overheid heeft een totale ineenstorting echter voorkomen. Net toen die crisis over haar hoogtepunt leek, dook er in het voorjaar van 2022 een nieuwe op: een golf van coronabesmettingen in onder meer Sjanghai en Beijing. Het onbuigzame nultolerantiebeleid van Xi Jinping plaatste tientallen miljoenen mensen in een snoeiharde lockdown. Daardoor schoot het ondernemersvertrouwen omlaag: de samengestelde inkoopmanagersindex ging van 51,2 in februari naar 42,7 in april en voorspelde daarmee zowat een recessie voor het tweede kwartaal van 2022.

De maatregelen van de overheid om de kredietverlening te stimuleren, door via de centrale bank de financiële omstandigheden te verruimen en de regelgeving op de digitale sector te versoepelen, wierpen echter hun vruchten af: in juni veerde de index weer op tot 54,1. Cijfers uit China zijn natuurlijk altijd met de nodige omzichtigheid te benaderen, maar er schuilt in alle waarschijnlijkheid toch enige waarheid in. De Chinese aandelenmarkten (zoals gemeten door de MSCI China in USD) weerspiegelen die verbetering en zijn in het tweede kwartaal licht gestegen, terwijl wereldwijde aandelen ruim 15% verloren.

China heeft het tij dus kunnen keren. In de rest van de wereld groeit intussen de vrees voor een recessie. Overal gaat de slinger de andere kant uit. Een eventuele recessie dreigt het Westen echter harder te treffen dan China, want in tijden van inflatie kunnen de centrale banken de economie niet ondersteunen. Daar komt dan ook nog eens de oorlog in Oekraïne bij. Van die twee factoren blijft China voorlopig gespaard – althans zolang het Taiwan niet rechtstreeks aanvalt.

Tot op zekere hoogte is de oorlog in Oekraïne zelfs in het voordeel van China. Enerzijds omdat het Westen erop aandringt dat China zich niet volledig achter Rusland schaart en de G7 zeker bereid is om daarvoor enkele economische of politieke concessies te doen. Anderzijds omdat het land, net zoals India, begint te profiteren van het feit dat de energiegrondstoffen die Rusland niet meer in Europa kwijt kan, nu naar het oosten vloeien. Dankzij dat onverhoopte manna van goedkope energie en een beleid dat sterk inzet op kernenergie is er voldoende ruimte om de economie aan te zwengelen. En de EPR-reactoren die in China zijn gebouwd, werken wél...

Daardoor wordt China, ook al boezemt het met zijn economische en geopolitieke opmars de Verenigde Staten angst in, steeds belangrijker voor de westerse economie. De productie en consumptie in China moeten namelijk op volle toeren draaien om de prijzen van geïmporteerde goederen te drukken en consumenten te stimuleren hun geld te laten rollen nu de westerse consumptie sterk wordt afgeremd door de inflatie. Zoals bij elke crisis sinds 2008 schiet China tegen wil en dank het Westen te hulp, dat het liever zonder die hulp zou stellen, maar dat steeds minder kan. Hetzelfde geldt voor Rusland, dat meer en meer schatplichtig wordt aan zijn gigantische oosterse rivaal.De zijderoute wordt zo een politieke lijdensweg voor het Westen, maar tegelijk ook een economische uitweg.