Vanwege het uitblijven van positieve resultaten bij de afwikkeling van het belang in Bovemij (het enige betekenisvolle actief van PB Holding) en het verder uit de hand lopen van de beheerskosten in 2023, polst Recalcico Beheer BV momenteel het animo van aandeelhouders om te komen tot een beleidswijziging bij deze vennootschap. Kernpunt daarbij is het versneld beëindiging van de kostbare beursnotering (al dan niet na het verkopen van het lege vehikel) en het desgewenst aanhouden van het Bovemij-belang in een niet-genoteerde entiteit. Volgens Recalcico is op die wijze een kostenbesparing van meer dan 60% eenvoudig haalbaar, hetgeen in ieder geval een halt toeroept aan de stelselmatige waardevernietiging. Nadelige gevolgen voor de gewenste verkoop van het belang in Bovemij heeft deze structuurwijziging niet.
Na een teleurstellende overname door Hedin van de activa van PB Holding in 2022 tegen een prijs die significant lager lag dan de economische waarde, is het beursvehikel (inmiddels omgedoopt tot PB Holding) in stand gehouden onder de belofte dat het enig overgebleven actief, een belang van rum 5% in aandelen van de verzekeraar Bovemij, zonder korting op de economische waarde, te gelde gemaakt zou gaan worden.
Nu, twee jaar later, moet geconcludeerd worden dat van enige progressie op dit punt geen sprake is. Sterker nog, volgens het laatst bekende rapport is de economische waarde van de aandelen Bovemij (na aftrek van een discount vanwege illiquiditeit) zelfs fors gedaald van € 37,60 naar € 32,27 en het vervreemden van het aandelenpakket, tegen welke prijs dan ook, wordt vanwege allerlei beperkende voorwaarden, steeds moeilijker.
Recalcico is van mening dat het niet halen van de gecommuniceerde doelstelling(en) op zich niet kwalificeert als wanbeleid, maar betwijfelt of het in stand houden van (de beursnotering van) het vehikel, nog in het belang van de aandeelhouders is. Nu een significant deel van de (stijgende) kosten (in)direct ten goede komt aan de CEO, of aan hem gelieerde partijen, en de Raad van Commissarissen, neemt Recalcico aan dat zij bij de beslissing om op de ingeslagen weg voort te gaan, hun eigenbelang ten onrechte hebben laten prevaleren.
Recalcico ziet dan ook aanleiding om te veronderstellen, dat aandeelhouders de decharge aan bestuur en commissarissen, zouden moeten onthouden en dat geldt tevens voor het voorstel tot herbenoeming van een commissaris van wie de zittingstermijn binnenkort afloopt en de termijn dan notabene ook de 12 jaar (zoals genoemd in de corporate governance code) overschrijdt.
Recalcico heeft door inhoudelijk overleg met de vennootschap gepoogd haar te overtuigen van de noodzaak de ingeslagen, naar haar mening heilloze en onnodig kostbare, weg geruisloos te verlaten. Nu deze inspanning niet succesvol is gebleken, richt zij zich direct tot de aandeelhouders van PB Holding in een poging een beleidswijziging alsnog te realiseren.