Ondanks een dure euro, hogere invoerheffingen en geopolitieke spanningen wist de Nederlandse goederenexport in 2025 toch te groeien. In de eerste drie kwartalen lag het exportvolume 2,2% hoger dan een jaar eerder. Dat is minder dan we in betere tijden gewend waren, maar gezien de omstandigheden opvallend sterk.
De Nederlandse goederenexport doet het tot dusver in 2025 redelijk goed en beter dan we een jaar geleden hadden verwacht. Dit ondanks de duurdere euro, alle onzekerheid en geopolitieke spanningen en de grotere handelsbarrières.
Zo lag de Nederlandse goederenuitvoer (in volumes) in de eerste drie kwartalen van 2025 zo’n 2,2% hoger dan een jaar eerder [1]. Niet zo’n sterke groei als we de afgelopen decennia gewend waren, maar zeer redelijk gezien de omstandigheden. De vraag is hoe dat is gelukt.
De beter dan verwachte exportprestatie komt onder meer doordat de daadwerkelijke handelsheffingen minder hoog uitpakten dan aanvankelijk aangekondigd of waarmee was gedreigd. Deals hebben verbetering gebracht. Bovendien pakten de effectieve handelsheffingen tot dusver ook lager uit dan de officieel overeengekomen heffingen. Bedrijven zijn wereldwijd immers redelijk in staat gebleken om een deel van de heffingen te omzeilen, bijvoorbeeld door goederen (administratief) te laten stromen via andere landen of door goederen anders te classificeren. Bij de oude, veel lagere heffingen loonde dat de moeite niet, bij de nieuwe hogere heffingen wel.
Verder zijn er in de aanloop naar de flinke heffingsverhogingen snel extra goederen naar de VS verscheept, zodat ze nog tegen de oude, lagere invoerheffing konden worden afgerekend. Dit zogenoemde “frontloading”-effect was in veel Europese landen groter dan in Nederland, maar ook in onze exportcijfers zichtbaar en misschien toch iets groter dan verwacht. Diverse maanden van 2025 lag de (jaar-op-jaar)groei van de goederomzet van vooral farmaceutische producten, metaalwaren en telecomapparatuur significant hoger dan normaal, terwijl aan het begin van het jaar ook bij de drankenuitvoer naar de VS lijkt te zijn geanticipeerd op heffingsverhogingen [2].
Daarnaast heeft de economische groei in het eurogebied veelal beter uitgepakt dat de verwachtingen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de Citigroup Economic Surprise index. Dat zorgde voor een sterkere invoer door de ons omringende landen. Dit is en blijft voor Nederland belangrijk: Europa is met een aandeel van zo’n 71% van de totale exportgoederenomzet nog steeds ons belangrijkste afzetgebied. Zo steeg de omzet van goederenexport verscheept naar de rest van Europa in de eerste drie kwartalen van 2025 met 5% ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder, een zeer redelijk cijfer. Waar de Nederlandse uitvoer naar de VS en andere continenten veelal last hadden van de hoge koers van de euro, had de export naar andere eurolanden geen hinder van zo’n ongunstige wisselkoersverandering. Zo kon de Europese vraag makkelijker overeind blijven.
Vier Europese landen in het bijzonder hebben recent met hun invoer flink hebben bijgedragen aan die goederenuitvoergroei van Nederland: Duitsland, Italië, Polen en Spanje.
Hoewel het nog steeds niet zo goed gaat met de Duitse economie, is een belangrijk deel van de stijging van onze exporten toch ook door vraag van onze oosterburen gekomen. Nederland exporteerde in de eerste drie kwartalen van 2025 voor ruim 3% meer naar Duitsland dan een jaar eerder. Zeer belangrijk, omdat nog altijd bijna een vijfde (19%) van de Nederlandse goederenexport daar naartoe gaat. Vooral de exportomzet van farmaceutische producten, schoenen en kleding en elektrische apparaten steeg, hoogstwaarschijnlijk door hogere volumes. De genoemde exportgoederen zijn veelal producten die uiteindelijk bij de Duitse consument terecht komen en minder last hebben gehad van de conjuncturele en structurele zwakte die recent in Duitsland vooral in de industrie zichtbaar is. Zo was de flinke stijging van medicijnenexport bijvoorbeeld mogelijk door het nieuwe aanbod van (GLP-1-)afslankmedicijnen en een structureel hoger medicijngebruik als gevolg van vergrijzing. Vlees, zuivel, groente en fruit, koffie en cacao presteerden ook goed. Hier waren het vooral de hogere prijzen die de exportwaarde hebben doen stijgen, niet zozeer de grotere vraag. Dit werd voornamelijk gedreven door aanbodproblemen in verschillende landen (zoals slechte oogsten en dierziektes) waar ook kopers in Italië, Polen en Spanje niet aan ontkwamen.
Italië, waar gelden uit het Europese coronaherstelfonds de investeringen flink hebben aangewakkerd, deed net als Duitsland de eerste drie kwartalen een belangrijke duit in het zakje van onze exportomzet, met een flinke stijging van bijna 8% jaar-op-jaar. Dat land kocht in Nederland vooral extra (investerings)goederen zoals telecomapparatuur, ’processoren en servers.
In dezelfde periode steeg de Nederlandse omzet van de goederenuitvoer met Polen, één van de snelst groeiende economieën van Europa, zelfs met 12%. De grootste bijdragen kwamen van gespecialiseerde machines, elektrische apparaten, telecomapparatuur, metaalwaren en ook farmaceutische producten komt hier wederom naar voren als een belangrijke stijger. En dan Spanje, één van de snelste groeiende economieën binnen het eurogebied: binnen de ruim 4% omzetgroei van de Nederlandse goederenexport naar Spanje, sprongen naast de veel terugkomende farmaceutische producten en telecomapparatuur ook andere chemische producten, kantoor- en automatische gegevensverwerkende machines en andere elektronica er ook positief uit.
Al met al stegen de Nederlandse exportvolumes naar de rest van Europa tot dusver in 2025 vooral door gestegen Europese vraag naar medicijnen en telecomapparatuur. Die was sterk genoeg om bij te dragen aan de meevallende Nederlandse exportprestaties.
Een andere reden voor de meevallende Nederlandse exportgroei (en de wereldhandelsgroei in het algemeen) zijn de hoge investeringen in AI (kunstmatige intelligentie). Vooral investeringen in datacentra en halfgeleiders zijn flink toegenomen. Hoewel die investeringen vooral in de VS heel groot zijn, is het effect hiervan ook zichtbaar in de internationale handel van Nederland, zoals in de export voor machines en instrumentarium die nodig zijn voor de productie van halfgeleiders. Dit is bijvoorbeeld te zien in een sprong in de export hiervan naar Japan, Zuid-Korea, Taiwan en Verenigde Staten. Dit terwijl Europa daarin achterblijft, wat we overigens ook voor 2026 verwachten.
Zo hadden gespecialiseerde machines, de productcategorie waar de bulk van de Nederlandse AI-gerelateerde exportomzet te vinden is, een flinke bijdrage van 0,5%-punt aan de totale exportomzetgroei in de eerste drie kwartalen van 2025. Op medicijnen na was dat de productcategorie met de grootste bijdrage. Zo werd in negen maanden tijd als voor €29 miljard aan gespecialiseerde machines geëxporteerd, ruim €3 miljard meer dan in de eerste negen maanden van 2024 en inmiddels goed voor 5% van de totale Nederlandse goederenexportomzet.
Voor 2025 viel de groei in de Nederlandse goederenuitvoer dus uiteindelijk mee, vooral door de lager uitgepakte heffingen, sterkere frontloading, de meevallende vraag vanuit Europa en sterke groei in AI-gerelateerde investeringen voornamelijk buiten Europa. Vooruitkijkend naar 2026 hebben we wederom gematigde exportgroeiverwachtingen, maar voorzien we ook geen krimp.
Wie eerst extra naar de VS verscheept (direct of indirect via een derde land), verkoopt later tijdelijk minder. Aanvankelijk verwachten wij dat zo’n terugval al eerder in 2025 zou komen, maar met steeds nieuwe deadlines voor handelsonderhandelingen en uiteindelijk -deals schoof ook de terugval naar later in de tijd. Dat heeft de uitvoercijfers ook beter doen zijn dan verwacht. Inmiddels is de terugval echter wel ingezet.
De Nederlandse uitvoer van goederen naar de VS is inmiddels drie maanden (juli-augustus-september) achter elkaar gedaald. Zo lag de omzetwaarde van de goederenuitvoer naar de VS uitgedrukt in euro’s in september 2025 18% lager dan een jaar eerder. Waarschijnlijk houdt die zwakte in uitvoer naar de VS nog wel even aan. Dat overheerst echter niet het totale handelsbeeld voor Nederland. De VS is namelijk verantwoordelijk voor slechts een beperkt deel (6%) van de totale Nederlandse goederenuitvoer.
Wel blijven handelstarieven voorlopig hoger dan voorheen en zijn handelsbeperkingen nog steeds omgeven met een aantal onzekerheden. Denk niet alleen aan het beleid vanuit de VS, dat vanwege juridische procedures over heffingen en bestuurlijke wispelturigheid kan veranderen, maar ook aan andere exportbeperkingen. Bijvoorbeeld voor de uitvoer van chipmachines naar China, zoals al blijkt uit de -9% lagere omzet van de uitvoer van gespecialiseerde machines naar dat land dan in 2024. We verwachten voor 2026 dan ook een zwak groeicijfer voor de totale wereldgoederenhandel. En voor producten binnen Europa is het extra uitdagend dat overcapaciteit in de Chinese industrie tot flink wat concurrentie van Chinese producten leidt, nu ze moeilijker in de VS afgezet kunnen worden.
Voor de vraag vanuit Europa zien we echter wel een aantal impulsen: investeringen in defensie in heel Europa en in infrastructuur in Duitsland zullen waarschijnlijk in 2026 verder op gang komen. Lichtpuntje van buiten Europa is dat het AI-gedreven enthousiasme voor IT-investeringen voorlopig ook nog wel even lijkt door te zetten. Zo staat de Nederlandse exportgroei ook in 2026 nog onder druk, maar is dat voorlopig geen reden voor een krimpverwachting.