Het zou voor de economie en voor consumenten gunstiger zijn om meer te beleggen. Om die kant op te bewegen moeten we leren anders te communiceren en belasten. En beleggen veel saaier en simpeler maken.
Het belegd vermogen van Nederlandse huishoudens bedraagt nu 200 miljard euro, een historisch hoogtepunt. Het is het equivalent van 20 procent van de omvang van onze economie. Nederlanders beleggen wel veel via pensioenfondsen en dat zorgt er ook voor dat veel mensen geen geld over hebben om dat zelf ook te doen, of de noodzaak niet voelen.
Toch staat er, naast dat pensioenvermogen, nog altijd heel veel geld op bankrekeningen, namelijk drie keer zo veel als het belegd vermogen. In sommige andere Europese landen beleggen mensen meer in verhouding tot wat er op de bankrekening staat; Belgen, Italianen en Spanjaarden beleggen zelf met een groter deel van hun vermogen. Maar de kroon spannen de Amerikanen, waar huishoudens in totaal voor 42.000 miljard aan aandelen bezitten. Dat is ruim meer dan de omvang van hun economie (zo’n 130%) en ruim twee keer zo veel als ze op de bank hebben.
Waar Amerikaanse consumenten gewend zijn aan beleggen, vinden Nederlandse consumenten beleggen vaak bloedspannend. De fluctuaties op de beurs kunnen inderdaad groot zijn. Toch laat langjarig onderzoek zien dat het rendement op beleggen versus sparen zo’n 4 tot 5 procent per jaar hoger is. Consumenten nemen weinig risico met hun spaargeld, maar op lange termijn is het rendement dat ze hiermee maken ook navenant lager. Dat betekent dat huishoudens door minder te beleggen op termijn minder te besteden hebben.
Maar dat is niet het enige nadeel. Dat huishoudens weinig beleggen – in heel Europa - heeft ook nadelen voor onze economie. Het Europese bedrijfsleven is aangewezen op banken voor hun financiering, terwijl Amerikaanse bedrijven vooral obligaties uitgeven en gemakkelijk aan risicodragend vermogen kunnen komen. Dat helpt met name de meer innovatieve bedrijven, zoals die in technologie en AI, om razendsnel te kunnen opschalen.
Het moet anders, vindt ook DNB. In het deze week gepubliceerde ‘Overzicht Financiële Stabiliteit’ breekt DNB een lans voor het ‘stimuleren tot beleggen van huishoudens met financiële ruimte’, omdat meer beleggen beter is voor de betreffende huishoudens en de economie. Toch kan die boodschap kan u zomaar ontgaan zijn, omdat de vele koppen over ‘code oranje’ op de financiële markten domineerden. Ook de AFM kwam - in het rapport Comparing Wealth Effects of Saving and Index Investment - tot de conclusie dat beleggen in veel gevallen voordeliger is, maar legt in de communicatie met consumenten veel nadruk op het risico dat beleggen ‘meer, maar ook minder op kan leveren dan sparen’. De boodschappen vanuit beide toezichthouders zijn dus op z’n minst ambivalent. Dit soort communicatie zal de schroom bij het beleggen niet helpen.
Wat ook niet helpt is de manier waarop vermogen in Nederland belast wordt. Wie geld op de bank zet betaalt – boven de heffingsvrije grens – ongeveer 0,5% belasting over spaargeld en 2% over belegd vermogen. Wie een laag rendement haalt kan dit aanvechten, maar dat werpt natuurlijk wel een extra hobbel op. En de eerste 1,5% van het extra rendement gaat in elk geval naar belasting, wat het nettoverschil tussen beleggen en sparen verkleint. Er zijn ook alternatieven voor wie geld over heeft: wie geld aflost in de hypotheek betaalt geen belasting. De opbrengst is lager (namelijk de uitgespaarde hypotheekrente), maar de zekerheid is groot en het gedoe minimaal. Tot voor kort was het daarnaast relatief aantrekkelijk om het geld te beleggen in een tweede woning en deze te verhuren, maar dat is inmiddels niet meer het geval. Veel zzp-ers verkozen dit ‘spaarpotje’ boven beleggen, al is daar inmiddels verandering in gekomen. Tot slot kiezen veel ondernemers ervoor om hun geld in een B.V. vast te zetten, omdat ze op die manier de verschuldigde belasting kunnen uitstellen en beperken. Het verbaast dan ook niet dat het Nederlandse bedrijfsleven in verhouding tot dat in andere landen relatief hoge bedragen op bankrekeningen heeft staan.
Het laatste probleem is dat – ook door al deze prikkels - beleggen in Nederland vooral een spannende hobby is voor je slimme oom, die op verjaarsfeestjes opschept over een klapper met een bedrijf waar je nog nooit van had gehoord. Hij verkoopt je het feest van beleggen alsof het een casino voor gevorderden is. En dus vraagt de gemiddelde zzp-er zich vertwijfeld af wat je allemaal wel niet over de beurs moet weten om er te kunnen beleggen. Onvoldoende kennis wordt dan ook door 40-50 procent van de mensen genoemd als reden om niet te beleggen.
Maar écht slimme beleggers weten dat het juist simpel is. Je moet alleen weten hoe je iedere maand een beetje belegt, hoe je spreidt (zoals in indexfondsen en ETFs) en tot slot vermijdt dat je onnodig in- en uitstapt (omdat je dan transactiekosten moet betalen). Stukken minder spannend, en dat is precies de bedoeling. We moeten nodig leren om anders over beleggen te communiceren, anders te belasten en het saai en simpel maken, willen we onszelf en de economie een zetje geven.