DWS: Berichtgeving over Chinese groei in 2018 is overdreven pessimistisch

De Chinese groeicijfers voor 2018 werden hier en daar omschreven als ‘dramatisch’, en er werd zelfs over een ‘inzinking van de groei’ gesproken. Volgens vermogensbeheerder DWS zijn die kwalificaties overdreven.

Ten eerste omdat de gerapporteerde cijfers precies overeenstemden met wat analisten hadden verwacht. Die analisten hebben wijselijk de officiële voorspellingen gevolgd: begin 2018 had China een groeidoelstelling van 6,5% geformuleerd. Begin 2018 was er dus eigenlijk al sprake van de ‘laagste groei sinds 1990’, en gezien het eindresultaat van 6,4% groei voor het vierde kwartaal en 6,6% voor het hele jaar, bleken de prognoses uit Beijing opnieuw zeer nauwkeurig.

Ook vanuit een ander perspectief, de omvang van de Chinese economie, lijkt de negatieve berichtgeving overdreven. In de afgelopen decennia is het Chinese aandeel in de wereldwijde groei gestegen van 3% in de jaren tachtig tot meer dan 25% sinds 2008, zo blijkt uit DWS' Grafiek van de Week. Daarna is het Chinese aandeel vrijwel constant gebleven, hoewel de jaarlijkse groei van China in dezelfde periode is gedaald van meer dan 10% naar 6,6%. De reden? De economie is gewoon veel groter dan vroeger. Voor dit jaar wordt steeds vaker gezegd dat Beijing een groeimarge van 6% tot 6,5% kan voorspellen. China kan zo opnieuw een veilige haven worden in een wereld van verzwakkende economische vooruitzichten, stelt Xueming Song, China Chief Economist bij DWS. Maar als die prognose klopt en de Chinese groeipercentages volgend jaar verzwakken, kan dat weer grote krantenkoppen teweeg brengen.

Sceptici - en men moet altijd sceptisch blijven, gezien de ongelooflijke precisie waarmee de Chinese economische cijfers overeenkomen met de doelstellingen Beijing - kunnen zich afvragen waarom zo veel westerse bedrijven zwakkere kwartaalcijfers en moeizamere vooruitzichten verklaren met een zwakkere vraag vanuit het Aziatische land.

Xueming Song wijst naar het Chinese economische beleid dat zich vooral richt op consumptie en diensten, dat wil zeggen de binnenlandse economie. Van de vroegere investeringen in infrastructuur en in machines profiteerden vooral de buitenlandse bedrijven. Door de overcapaciteit en de snelle stijging van de schuldenlast is er bovendien minder ruimte voor klassieke investeringsprogramma's, wat zelfs Beijing de laatste jaren heeft erkend.