Als de inflatie oplaait, volgen de goudprijzen

Inflatie geeft goud een impuls (eindelijk)

Er is dit jaar veel gesproken over inflatie en er is ruimschoots anekdotisch bewijs voorhanden dat we momenteel een inflatoire periode doormaken. Toch leek goud nauwelijks van zijn plaats te komen. Maar in mei vond goud eindelijk de weg naar boven.

Op 12 mei rapporteerde het BLS (Bureau of Labor and Statistics) als eerste dat we nu te maken hebben met inflatie: het BLS overviel de markt met nieuws over een stijging van de consumentenprijsindex van 4,2% op jaarbasis.1 Die dag daalde de goudprijs, omdat de inflatiecijfers met de nodige scepsis werden ontvangen. Maar toen het BLS de volgende dag verraste met een stijging van zijn producentenprijsindex2 met 6,2%, hervatte goud zijn opmars richting de $ 1900 per ounce. Volgens cijfers van de University of Michigan die op 14 mei werden gepubliceerd, verwachten consumenten een jaarinflatie van 4,6%.

Vervolgens kwam The Conference Board op 25 mei met een inflatieverwachting voor de komende twaalf maanden van maar liefst 6,5%. Ten slotte steeg op 28 mei de PCE-prijsindex (Personal Consumption Expenditures)3 naar 3,1%. De PCEprijsindex is de graadmeter van de kerninflatie waar de Fed zich bij voorkeur op baseert.

We gaan ervan uit dat economen in hun prognoses rekening hebben gehouden met het basiseffect van de pandemie. Al deze cijfers zijn hoger dan de cijfers die analisten hadden verwacht. Dit wijst erop dat inflatie een steeds groter probleem kan worden.

Mei was in feite de eerste maand van 2021 dat de primaire economische indicatoren wezen in de richting van een buitengewoon hoge inflatie. Wij zijn van mening dat goud daar relatief goed op reageerde met over de maand als geheel een winst van $ 137,74 (7,6%). Mei werd afgesloten op $ 1906,87 per ounce. Na de zes maanden durende correctie bleven goudaandelen het beter doen dan goud: de NYSE Arca Gold Miners Index (GDMNTR)4 en de MVIS Global Junior Gold Miners Index (MVGDXJTR)5 stegen met respectievelijk 14,3% en 14,8%.

Het is even geleden

Op basis van de huidige cijfers wordt voor de komende vijf jaar een inflatie verwacht van 2,5% tot 3,0%. Dat is in lijn met de inflatieniveaus die we vaker zagen na een recessie. Voor het eerst sinds lange tijd hebben beleggers te maken met sterke inflatieprognoses. De break-eveninflatie van de Fed over vijf jaar staat nu op het hoogste punt sinds zeven jaar, terwijl zowel de 5- jaarsinflatieswaps als de TIPS-break-evenrentes niveaus hebben bereikt die we voor het laatst hebben gezien in 2008. (TIPS staat voor Treasury Inflation-Protected Securities.)

De Fed gaat er, net als veel economen, van uit dat de inflatiedruk van tijdelijke aard is. Zij denken dat de inflatie wordt veroorzaakt door micro- en macro-economische reacties op de pandemie. De inflatie gaat altijd even omhoog wanneer de economie herstelt van een recessie. Het begint er echter steeds meer op te lijken dat de huidige omgeving zich minder goed laat vergelijken met de periode van na de kredietcrisis, maar beter met die van na de economische crisis van de jaren zeventig.

De kredietcrisis was een crisis waarin banken failliet gingen en gered moesten worden. Het financiële systeem kon niet normaal functioneren en de Fed mocht voor het eerst in de geschiedenis rente gaan betalen voor bankreserves. Anders dan tijdens de kredietcrisis bleven de banken tijdens de pandemie gezond. Mede dankzij het snelle en grootschalige ingrijpen van de Fed bleef het financiële systeem uitstekend functioneren.

Daarnaast ontvingen de meeste Amerikaanse gezinnen coronasteun van de overheid en werd er geld bijgedrukt in een tempo dat we alleen kennen van de Tweede Wereldoorlog. Al deze liquiditeit klotste rond in de economie met financiële zeepbellen tot gevolg. Deze situatie is een opmaat naar een periode van loon- en prijsinflatie, en de Fed is niet geneigd om daar ook maar iets aan te doen.

De inflatieperiode van de jaren zeventig kwam voort uit de Great Society, een sociaal plan van de Amerikaanse president Johnson in 1964 en 1965. Net als de huidige agenda van Joe Biden zorgden de Great Society-programma's voor nieuwe, grootschalige uitgaven op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, stedelijke problematiek, armoede en transport. Volgens Wikipedia was de Great Society vooral bedoeld om een eind te maken aan armoede en raciaal onrecht. In de jaren zeventig leidden twee drastische stijgingen van de olieprijs, in combinatie met overheidsuitgaven voor sociale programma's en de Vietnamoorlog, tot een inflatie met dubbele cijfers.

Wat is het verschil met nu?

De invloed van olieprijzen op de economie is tegenwoordig bij lange na niet zo groot als in de jaren zeventig. De prijzen stijgen momenteel op veel meer vlakken, variërend van olie en metalen tot hout en landbouwgrondstoffen. In de huidige cyclus zijn producenten minder bereid om kapitaal te investeren in productie-uitbreiding. Ondertussen zet de transitie naar een groene economie een stijging aan de vraagzijde en/of een kostentoename in gang die verdere prijsstijgingen onvermijdelijk kunnen maken.

CEO's van veel bedrijven, van industriële bedrijven tot producenten van consumentengoederen, denken dat zij dit jaar en volgend jaar te maken krijgen met stijgende kosten en/of dat zij hun prijzen moeten verhogen. Wanneer we verder kijken dan grondstoffen, zien we ook op andere terreinen dat we te maken kunnen krijgen met een langere periode met hogere inflatie:

  • De M2-geldhoeveelheid groeit momenteel met 20% tot 30%. Dat is tweemaal zo snel als tijdens de hoogste groeipiek in de jaren zeventig. (M2 is een maat voor de geldhoeveelheid die onder andere bestaat uit contanten, betaal- en spaarrekeningen, geldmarkteffecten, beleggingsfondsen en termijndeposito's.)
  • Het woningtekort lijkt systemisch te zijn, een blijvend probleem dat wordt veroorzaakt door grondschaarste, overregulering en krapte op de arbeidsmarkt.
  • Als de dollarzwakte van 2020 (en die van de afgelopen twee maanden) doorzet, kunnen importen voor de VS duurder worden.

  • De Chinese industrialisatie heeft ertoe geleid dat bedrijfsactiviteiten naar China werden verplaatst, omdat arbeid daar goedkoper was. Inmiddels is dit proces echter tot stilstand gekomen en mogelijk op zijn retour.
  • Het aantal openstaande vacatures steeg in maart naar recordhoogte. In april beperkte de banengroei buiten de agrarische sector zich echter tot 27% van de groei die werd verwacht. Veel werkgevers hebben moeite om gekwalificeerd personeel te vinden.

    De PCE, de inflatie-indicator waar de Fed, zoals eerder opgemerkt, zich bij voorkeur op baseert, steeg in april naar 3,1%, het hoogste niveau sinds 1992. De Fed zegt te beschikken over de middelen die nodig zijn om ongewenste inflatie de kop in te drukken. Maar het is nog maar de vraag of de Fed van deze middelen gebruik zal maken. In de jaren zeventig verhoogde de Fed de rentes om de inflatie te beteugelen. De prijs die daarvoor moest worden betaald, was een heftige recessie in 1981.

    Toentertijd lag de schuld-bbp-ratio rond de 25%. Op dit moment hebben we te maken met een schuld-bbp-ratio van rond de 100%. Als de Fed op dit moment vergelijkbare renteverhogingen zou doorvoeren, zouden de schuldenkosten waarschijnlijk stijgen naar desastreuze hoogten.

    Zware schuldenlasten hebben vaak een remmende werking op de economische bedrijvigheid. Voormalig Fed-voorzitter Paul Volker bond in de jaren zeventig moedig de strijd aan met de enorme uitdagingen van die tijd. Maar wat kan degene doen die in februari tot Fed-voorzitter wordt benoemd? Hij of zij kan worden geconfronteerd met een onmogelijke uitdaging voor een moderne Fed die moeite heeft om maatregelen te nemen die kunnen leiden tot economische of sociale ontberingen.

    De gevolgen onder ogen zien

    Voor het eerst sinds dertig jaar is inflatie een risico waar we serieus rekening mee moeten houden. Het grootste deel van de huidige beroepsbevolking heeft geen ervaring met een inflatoire cyclus of heeft er geen herinnering aan. Zij hebben nog nooit meegemaakt hoe hun koopkracht wordt afgebroken door meedogenloze prijsstijgingen, waardoor jaar na jaar loonsverhogingen in rook opgaan.

    Het duurt nog tot 2022 voordat we zeker weten of de recente inflatiestijging een tijdelijke afwijking is die door de pandemie is veroorzaakt. Ondertussen kunnen we beter nu alvast nadenken over mogelijke aanpassingen in uitgavenpatronen en beleggingsactiviteiten.

    Goud reageert wanneer de inflatie uitzonderlijk hoog wordt en/of uit de hand loopt. De grafiek laat zien dat er geen correlatie is tussen goud en de consumentenprijsindex wanneer de verandering van consumentenprijsindex onder de 3% per jaar blijft. Boven de 3% is de correlatie meestal positief, en boven de 4% is sprake van een duidelijk lineair verband. Wanneer blijkt dat de inflatie inderdaad niet van tijdelijke aard is, kan het zijn dat de goudprijzen sinds mei boven een hogere drempelwaarde zitten.

    Sterke correlatie tussen goud en inflatie bij een inflatie van boven de 3%

    Goud en inflatie

    Bron: VanEck, Scotiabank. Gegevens per april 2021.

    Tenzij anders vermeld gelden alle wegingen van bedrijven, sectoren en subsectoren per 31 mei 2021. 1 De consumentenprijsindex (CPI) is een maatstaf voor de gemiddelde verandering in de loop van de tijd van de prijzen die stedelijke consumenten betalen voor een mandje van consumentengoederen en diensten.
    2 Het PPI-programma (PPI staat voor producentenprijsindex) meet de gemiddelde verandering in de loop van de tijd van de verkoopprijzen die binnenlandse producenten ontvangen voor hun output. De prijzen die voor het PPI-programma worden gebruikt, hebben betrekking op de eerste handelstransactie van een groot aantal producten en een handjevol diensten.
    3 De PCE-prijsindex (Personal Consumption Expenditures) is een maatstaf voor de prijzen van goederen en diensten die door of namens inwoners van de VS worden betaald. De PCEprijsindex staat erom bekend dat deze de inflatie (of deflatie) meet over een breed scala aan
    consumentenuitgaven, en veranderingen in consumentengedrag registreert. 4 De NYSE Arca Gold Miners Index (GDMNTR) is een aangepaste marktkapitalisatiegewogen index die bestaat uit beursgenoteerde ondernemingen die voornamelijk actief zijn in de goudmijnbouw.
    5 De MVIS Global Junior Gold Miners Index (MVGDXJTR) is een op regels gebaseerde aangepaste marktkapitalisatiegewogen en voor free-float gecorrigeerde index die bestaat uit een internationaal universum van beursgenoteerde small- en mid-capbedrijven die ten minste 50% van hun omzet halen uit goud- en zilvermijnbouw, of eigenaar zijn van vastgoed dat deze potentie heeft, of primair investeren in goud of zilver.