Macroscoop: Heet, heter, heetst

Door Alexis Bienvenu, Fund Manager La Financière de l'Echiquier.

Niet alleen de temperaturen lopen op, ook de prijs om één ton CO2 (of het equivalent daarvan) uit te stoten, blijft onophoudelijk stijgen. Op 30 juni 2021 bedroeg die prijs 56 euro, een stijging met 130% in één jaar tijd en met meer dan 1.000% in vijf jaar! De opmars begon – net zoals die van conjunctuurgevoelige aandelen – begin november 2020, toen de werkzaamheidsgraad van het Pfizer-vaccin tegen COVID-19 bekendgemaakt werd.

Op het eerste gezicht lijkt er tussen beide geen verband te zijn. Het vooruitzicht van een economische opleving na de opheffing van de inperkingsmaatregelen veroorzaakte echter een stormloop op emissierechten, aangezien verwacht werd dat de industrie een steil herstel zou maken – een verwachting die sindsdien ook is uitgekomen.

Boven op die louter conjuncturele factor komt nog een structurele opwaartse druk. De Europese wetgeving heeft een stevige omslag richting de energietransitie gemaakt. Op 14 juli presenteert de Europese Commissie een nieuwe richtlijn onder de noemer 'Fit for 55'. Daarmee wil ze de Europese CO2-uitstoot tegen 2030 met 55% verminderen tegenover 1990 en de beoogde koolstofneutraliteit in 2050 voorbereiden.

De verwachting is dat de richtlijn de uitstootrechten de komende jaren sterk inkrimpt en sectoren die tot nu toe de dans ontsprongen waren – de huidige regels slaan op slechts 45% van de CO2-uitstoot – misschien mee in bad trekt, zoals de scheepvaart. Nu de Verenigde Staten opnieuw tot het Akkoord van Parijs toetreden, wordt die richtlijn waarschijnlijk ook slechts het startschot voor een bredere, internationale golf van strengere regels.

De hogere CO2-prijs heeft verstrekkende gevolgen. Hij helpt om het klimaat te stabiliseren, maar maakt ook de productie van goederen en mogelijk een aantal diensten, zoals transport, automatisch duurder. Voor veel bedrijven betekent dat druk op de marge, en wie zich dat kan veroorloven, zal die minstens deels doorrekenen aan de consument. En dat betekent uiteindelijk dus hogere inflatie.

De CO2-prijs, die tot nu toe te laag was om een echt punt van zorg te zijn, zou dus wel eens een heet economisch en zelfs politiek hangijzer kunnen worden. Hoeveel meer zal de consument voor essentiële goederen en diensten willen betalen om zijn indirecte bijdrage in de CO2-uitstoot te compenseren? Hoeveel marge zullen de aandeelhouders van bedrijven bereid zijn op te geven? Hoever wil Europa gaan in zijn voortrekkersrol, waarmee het zich de facto economisch achterstelt op landen waar CO2 uitstoten niets of minder kost?

Is mondiale regelgeving, hoe noodzakelijk ook, een haalbare kaart? De Verenigde Staten lijken niet echt gehaast. China, dat toch resoluut de weg van de energietransitie is ingeslagen, heeft zopas de start van zijn CO2-markt uitgesteld. De economische slag tussen regio's met verschillende koolstofprijzen is nog maar pas begonnen.

Voor beleggers is de les duidelijk: voor aandelen die baat hebben bij de energietransitie, begint het feestje pas. Hoe hoger de koolstofprijs, hoe rendabeler directe of indirecte investeringen in koolstofvrije energie namelijk worden. Misschien komen er zelfs financiële instrumenten om rechtstreeks te beleggen in de prijs van CO2-uitstoot.

Net zoals andere grondstoffen genereert het recht om een ton CO2-equivalent uit te stoten, op zich natuurlijk geen rendement. Het is echter wel een concreet gegeven, met een gebruikswaarde voor de industrie. Op de keper beschouwd helpt CO2-uitstoot kopen – en dus de prijs ervan opdrijven – om de energietransitie te bewerkstelligen.

Een nieuwe beleggingsklasse, een nieuw wapen in de economische strijd, een nieuwe oorzaak van inflatie, een nieuwe rem op de winstgevendheid van bedrijven, een nieuw element in de diplomatie, een nieuwe aanleiding voor wetenschappelijke, politieke en ideologische polemiek ... CO2 belooft nog lang de gemoederen te verhitten.