Polen is het enige land van Europa dat vorig jaar aan de recessie wist te ontsnappen en op jaarbasis zelfs een economische groei van 1,7% kon voorleggen. Die groei geeft aan dat niet alle Centraal- en Oost-Europese landen in hetzelfde bedje ziek zijn en ook dat de periferie rond de eurozone vandaag vaak een groter probleem vormt dan de economieën van de landen van het vroegere Oostblok.
De Poolse prestatie weerspiegelt geluk en goed management. Tussen 2003 en 2008 wist het grootste van de Oost-Europese economieën een gemiddelde groei van 5% neer te zetten, zonder daarbij grote onevenwichten te creëren. Het begrotingstekort dook in 2007 slechts 2% onder het bbp en het land weerstond aan de verleiding om -in tegenstelling tot vele buurlanden- massaal leningen in vreemde valuta aan te gaan.
Een belangrijke interne markt van zo'n 40 miljoen inwoners maakte het land sowieso al minder afhankelijk van export en een devaluatie van de Poolse zloty met 40% herstelde het concurrentievermogen. De Poolse regering op haar beurt zorgde voor een effectief stimulusprogramma, belastingsverminderingen inbegrepen.
Toch bleven deze maatregelen niet zonder gevolgen. Minder belastingsinkomsten en de kost van de steunprogramma's deden het begrotingstekort in 2009 oplopen tot 7%. Wil Polen tot de eurozone worden toegelaten dan zal dat deficit onder de Maastrichtnorm van 3% moeten worden gebracht, net als de staatsschuld, die vorig jaar 50% van het bbp bedroeg, onder de 55% zal moeten blijven.
Een plan om deze doelstellingen tegen 2012 te realiseren blijkt alsnog mogelijk, indien de vooropgestelde groei van 4,5% in 2011 en 4,2% in 2012 wordt gerealiseerd, naast de voorlopig nog wat overmoedig berekende inkomsten uit vooropgestelde privatiseringen. In het tegenovergestelde geval zal zelfs het enige Europese land dat aan de recessie ontkwam de broeksriem wat verder moeten aanspannen.