Regelmatig kunnen we in de kranten paniekerige verhalen lezen over producten uit lagelonenlanden. Die zouden spoedig onze markten gaan overspoelen en daarmee een bedreiging zijn voor de werkgelegenheid alhier. In dit bericht laten we u zien waarom deze veronderstelling eigenlijk niet helemaal juist is.
Verklaring voor loonsverschillen
De verschillen tussen lonen in verschillende economische regio's zijn voor een groot deel terug te voeren op verschillen in arbeidsproductiviteit. Stel: het kost een Chinese fabrieksarbeider precies 1 uur om een paar schoenen te maken. Een Nederlandse fabrieksarbeider daarentegen weet in één uur liefst 10 paar schoenen te fabriceren. Van exact dezelfde kwaliteit, en die verkocht kunnen worden tegen exact dezelfde prijs.
En stel nu dat die Chinese fabrieksarbeider gemiddeld EUR 1,50 per uur verdient. Zolang de kosten per uur in Nederland dan niet boven de EUR 15,- liggen hoeven de arbeiders in onze fictieve Nederlandse schoenenfabriek eigenlijk niet voor hun arbeidsplek te vrezen.
Waarom er verschillen in arbeidsproductiviteit bestaan? Dit laat zich met name verklaren door de andere factor in het productieproces: de factor kapitaal. Denkt u bijvoorbeeld aan technisch hoogstaande machines of de inzet van 'slimme software'. In een welvarend land als Nederland is de factor kapitaal relatief goedkoop en de factor arbeid relatief duur. De hoge arbeidsproductiviteit - en dus ook de hoge lonen hier - is dus naast een oorzaak van onze welvaart eveneens een gevolg ervan.
Alles hangt met elkaar samen
Een veel voorkomende misvatting is nu dat de arbeiders in Nederlandse schoenenfabrieken enkel concurreren met de arbeiders in schoenenfabrieken elders. In werkelijkheid is het zo dat alle industrieën in Nederland ook onderling met elkaar concurreren om de factor arbeid.
Stel nu dat in een heel andere sector in Nederland - bijvoorbeeld ontwikkeling van computersoftware - de arbeidsproductiviteit wel steeds verder oploopt. Deze hogere arbeidsproductiviteit maakt dat de lonen in deze sector naar EUR 30,- per uur kunnen stijgen. Puur kijkend naar loon is deze sector voor nieuwe arbeidskrachten, met name jongeren dus, dan interessanter aan het worden. Deze sector zal in omvang groeien en het aantal arbeiders in de Nederlandse schoenenfabrieken zal langzaam maar gestaag gaan dalen.
Economisch gezien mogen de loonkosten voor arbeiders in Nederlandse schoenenfabrieken in dit voorbeeld niet boven de EUR 15,- komen, ondanks dat men per persoon tien keer zoveel schoenen produceert. Bij uurlonen boven EUR 15,- betekent dit immers simpelweg dat onze schoenenfabrieken jaar-in-jaar-uit verlies zullen maken, en dat is uiteraard op langere termijn niet houdbaar.
"Importquota's!"
In een situatie als hierboven - waarbij de fabrieksarbeiders eisen dat hun lonen enigszins in de pas blijven lopen met die uit andere sectoren in Nederland - zal al snel de roep om importquota's te horen zijn.
"Tegen dergelijk lage lonen valt hier gewoon niet te concurreren!" Men vergeet hierbij gemakshalve dat de hogere lonen hier eigenlijk veroorzaakt worden door de lonen in andere sectoren hier, waar de factor arbeid blijkbaar op efficiëntere wijze wordt ingezet.
Desalniettemin zal de roep om quota's, importtarieven of subsidies luid zijn. Vaak wordt dit aanvankelijk als 'iets tijdelijks' gebracht, maar om een sector in verval te behouden ontkomt men niet aan structurele hulp.
En waar hierbij nogal eens nadrukkelijk gewezen wordt op het verlies aan arbeidsplaatsen, worden alle substantiële nadelen van importquota's voor het gemak vergeten. Denkt u naast de inefficiënte inzet van arbeid en kapitaal bijvoorbeeld ook aan de afnemende druk tot innovatie en kwaliteitsverbetering. En bovendien ook aan de hogere prijs die u als consument als gevolg van quota's uiteindelijk betaalt.
Was
Berkshire Hathaway , het investeringsvehikel van
Warren Buffett , zich tot op de dag van vandaag met katoen blijven bezighouden dan hadden we er heel waarschijnlijk nooit over gehoord. En ook in Nederland hebben we onze katoenfabrieken inmiddels gesloten en bestaan oude, arbeidsintensieve beroepen als klompenmaker, turfsteker en mandenmaker vrijwel niet meer. Voor de totale welvaart van ons land pakt dit proces enkel positief uit - zie hier een verklaring voor de enorme stijging van onze welvaart over de afgelopen eeuw.
Hendrik Oude Nijhuis
http://www.warrenbuffett.nl