Slappe knieën van politici zijn het probleem niet

Politici hebben onder economen net zo’n slechte naam als bij populisten die schelden op ‘Den Haag’. De oorzaak van de kloof tussen economische adviezen en het gevoerde beleid ligt eerder bij ‘volksvreemde’ economen die voortdurend roepen om onzinnige offers dan bij politici met slappe knieën, stelt Paul Tang, econoom en voormalig lid van de Tweede Kamer. Vergeten is de aandacht voor ‘fairness’ door Adam Smith en ‘animal spirits’ door John Maynard Keynes.

paul tangPolitici doen het allemaal fout
De president van De Nederlandsche Bank Nout Wellink spreekt van een gemiste kans bij Europese top. Na banken zijn landen in problemen gekomen. Griekenland heeft als eerste moeten aankloppen bij het Europese noodfonds, en Ierland als tweede. Portugal en Spanje kunnen nog volgen. Deze problemen worden geweten aan de slechte naleving van de Europese begrotingsregels. Strenger straffen zou voortaan moeten zorgen voor een betere naleving. Maar Frankrijk en Duitsland hebben hierover geen overeenstemming bereikt. Nout Wellink staat bepaald niet alleen in zijn opvatting dat dit een gemiste kans is. Sylvester Eijffinger, hoogleraar in Tilburg, pleit voor volautomatische boetes en Mathijs Bouman, analist bij RTL-Z, stelt het liefst politici onder curatele.

Het gevoel van law and order is gediend met straffen voor zondaars, het liefst streng en volautomatisch. Het is niet voor niets dat de PVV - in de overtreffende trap - heeft gepleit om de zondaars uit de euro te zetten. Het is een onderbuikgevoel en niet meer dan dat.

Probleem zit niet bij overtreden begrotingsregels
Verre van alle problemen zijn toe te schrijven aan het overtreden van de Europese begrotingsregels. Zeker, Griekenland heeft de overheidsfinanciën uit de hand laten lopen en dat een tijd weten te verdoezelen. Maar Ierland kampt met de gevolgen een uiterst riskant spel van lenen en beleggen door banken. Met garanties op de bankschulden heeft de overheid een te grote last op zich genomen. En Spanje worstelt met de gevolgen van een vergelijkbaar spel. Na het barsten van de zeepbel op de huizenmarkt is dat spel teneinde en blijken sommige projecten onverkoopbaar en daarmee onbewoonbaar.

Een strikte naleving van de Europese begrotingregels zou geen zier hebben geholpen. Ierland en Spanje hadden in 2007, het jaar voor de kredietcrisis, een overschot op de overheidsbegroting en een bescheiden overheidschuld, en waren ver verwijderd van het maximale tekort van 3% en de maximale schuld van 60% van het nationaal inkomen. Als er een kans gemist is, dan is dat door de toezichthouders op de financiële sector die de gevolgen van onverantwoorde speculatie verre van goed ingeschat hebben. Bovendien, nieuw leven voor een herhaaldelijk dood verklaard Stabiliteitspact zou niets minder dan een godswonder zijn.

Lessen van goede voorbeelden
Interessanter is om te bekijken welke lessen de goede voorbeelden bieden. Want het is niet zo dat alle politici onverantwoord zijn en aan Europese begrotingsregels gebonden moeten worden. Niets voor niets heeft de financiële markt veel vertrouwen in Nederland ondanks dat de opgave van 29 miljard die in aanloop van de verkiezingen is becijferd. Dat veel te maken met de budgettaire kaders en daar de daardoor sterke positie van de minister van Financiën in onderhandeling met collega’s van ‘spending departments’. Dat heeft veel te maken met de onafhankelijke projecties en becijferingen door het Centraal Planbureau, die een politiek gekleurde inschatting van de situatie voorkomen. Het is dus een raadsel dat uitgerekend Nederlandse economen alleen pleiten voor Europese begrotingsregels en automatische naleving daarvan.

De wens tot strenge regels komt voort uit een onderbuikgevoel over politici. Zij zouden zich laten leiden door volkse sentimenten; ze zouden daarmee lijden aan een kortzichtigheid die op termijn de economie schade kan brengen. De wens tot volautomatische sancties past in een patroon. Economen als Arnoud Boot en Willem Buiter hebben gepleit voor een apart agentschap om de staatsdeelnemingen in banken te beheren, uit vrees dat politici onredelijke eisen aan banken stellen. Economen als Bas Jacobs en Coen Teulings hebben gewaarschuwd voor de deeltijd-WW, uit vrees dat noodlijdende bedrijven overeind gehouden worden.

Economen als Sylvester Eijffinger hebben zich gekeerd tegen het opkopen van staatsobligaties door de Europese Centrale Bank, uit vrees dat het op termijn leidt tot hoge inflatie. Er is een voorkeur voor een beperking op het begrotingstekort, uit vrees dat er op termijn te weinig wordt gespaard om de gevolgen van vergrijzing op te vangen. Alleen, de vrees is vaak niet terecht: zo zijn er geen voorbeelden van onredelijke eisen aan banken, wordt de deeltijd-WW afgebouwd, is de verwachte inflatie laag en gaat het tekort omlaag. De vrees komt vooral voort uit een onderbuikgevoel: economen wantrouwen politici.

Het onderbuikgevoel van economen is niet alleen dat politici de makkelijkste oplossingen voor de korte termijn kiezen, maar ook dat ze de lastige keuzes voor de lange termijn ontlopen. Het verwijt is in de regel dat de politici slechts op de winkel passen en dat ze echte daadkracht en leiderschap ontberen door pijnlijke maatregelen te vermijden. Hopelijk met een knipoog is ooit het motto ‘Bloed is goed, pijn is fijn’ voorgesteld.

Toch is het verwijt over gebrek aan leiderschap niet doeltreffend. Opvallend is juist dat de politieke partijen, met uitzondering van de PVV en SP, in hun verkiezingsprogramma’s voorstellen hebben om het tekort met 29 miljard of meer te verminderen. Veel van die voorstellen zijn bezuinigingen die pijnlijk te noemen zijn, zoals de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, beperking van hypotheekrenteaftrek, kortere WW-uitkeringen, versoepeling van het ontslagrecht of vermindering van studiebeurzen. Veel partijen hebben meerdere van deze maatregelen in hun verkiezingsprogramma opgenomen, en D66 en GroenLinks hebben zelfs alle maatregelen omarmd. Dit past in de Nederlandse traditie op het huishoudboekje van de overheid op orde te houden. Nederland is geen Griekenland.

Zo blijken ook economen onderbuikgevoelens te hebben: ze wantrouwen politici en verlangen naar daadkracht. Deze gevoelens delen economen en populisten. Ze hebben ook gemeen dat het wereldbeeld simpel, soms te simpel is.

Economisch model van samenleving simplistisch en volksvreemd
Hun inzichten, hoe waardevol ook, ontlenen economen uit een eenvoudig model waarin de samenleving niet meer is dan een losse verzameling van rationele individuen en waarin hervorming van de economie vooral een betere werking van markten is. Vergeten is de aandacht voor fairness door Adam Smith en animal spirits door John Maynard Keynes. Met uitzondering van de (sociaal) liberalen kunnen en willen politici niet een dergelijke opvatting van mens en maatschappij huldigen. Abram de Swaan sprak in de Thomas More-lezing eind vorig jaar een tikje provocatief van een dwaalleer.

Het is in elk geval duidelijker dan ooit dat de werkelijkheid weerbarstiger is dan het eenvoudige model van economen. Paul Krugman, Nobelprijswinnaar in de economie, durfde in september 2009 hardop en ook een tikje provocatief te vragen ‘How Did Economists Get It So Wrong?’. Het idee van efficiënte markten en rationele individuen heeft te veel economen het zicht op een financiële zeepbel ontnomen. Want alle bezweringen van Nout Wellink ten spijt is niet luid en duidelijk gewaarschuwd voor de instabiliteit van financiële markten en voor de gevolgen die dat zou kunnen hebben.

Krugman
Sinds het stuk van Paul Krugman zijn bovendien de gevolgen voor de arbeidsmarkt helderder geworden. De arbeidsmarkt is vaak gezien als hét verschil tussen het dynamische, flexibele Amerika en het trage, logge Europa. Hervormingen als versoepeling van het ontslagrecht zou de arbeidsmarkt in Europa beter moeten laten werken. Door de kredietcrisis is het verschil echter niet verscherpt maar omgekeerd. In de Verenigde Staten is de werkloosheid grofweg verdubbeld, van zo’n 5% eind 2007 iets meer dan 10% eind 2009. De OESO verwacht dat de werkloosheid aan het einde van dit jaar nog steeds boven de 8% ligt, en uit de vrees dat het aantal langdurig werklozen zal stijgen en tot armoede zal vervallen. In de Europese landen heeft de crisis op de werkloosheid minder effect gehad.

Dat geldt in het bijzonder voor Nederland. Ook hier is de verwachting (ook de mijne) geweest dat de werkloosheid zou verdubbelen. Maar het Centraal Planbureau heeft die verwachting steeds moeten bijstellen. In Nederland is de werkloosheid tot 5,5% gestegen en is daarna weer gaan dalen. De arbeidsmarkt is flexibeler gebleken dan eerder is gedacht, ondanks de ontslagbescherming. Het probleem schuilt vooral in de verdeling van klap: opgevangen door tijdelijke contracten en zzp’ers en voorbijgegaan aan werknemers in vaste dienst.

Het is niet interessant om foute inzichten achteraf te verwijten. Maar eenvoudige inzichten over complexe werkelijkheid zijn soms te simpel, en zelfs simplistisch als deze met veel aplomb en zekerheid worden verkondigd.

Onderbuikgevoelens vanuit een simpel wereldbeeld: dat hebben populisten en economen gemeen. Maar er is een cruciaal verschil. Terwijl de populisten zich afzetten tegen de arrogante elite en kiezen voor het volk, keren de economen zich juist tegen naar het volk neigende politici. Men zou kunnen zeggen dat economen nog een tikkeltje arroganter zijn dan de politieke elite. Maar belangrijker is het verschil tussen het economische en het volkse wereldbeeld.

Verschillen tussen economen en kiezers
De inzichten van economen worden niet altijd begrepen, niet zo zeer door politici maar door kiezers. Er is een kloof tussen de inzichten van economen en opvattingen van kiezers. Vanuit dit perspectief zijn economen wereldvreemd of eigenlijk volksvreemd. In Amerika heeft een enquête (in 1996) deze kloof goed in kaart gebracht: Amerikaanse kiezers wijten hogere olieprijzen aan de oliemaatschappijen en economen aan vraag en aanbod; uitbesteden door grote bedrijven zien kiezers als slecht en economen als goed; kiezers vrezen te veel immigranten en economen niet; enzovoort. Algemeen zijn kiezers (veel) banger voor vernietiging van banen, voor vormen van internationalisering en voor de toekomst dan economen dat zijn. Deze uitkomsten zullen voor Nederland niet veel anders zijn. In de afgelopen jaren hebben de SP en de PVV winst geboekt. Dit zijn de partijen die sociaaleconomische zekerheden proberen die bieden die volgens economen niet nodig of zelfs contraproductief zijn. Terwijl bij de SP de standpunten passen bij de opvattingen over mens en maatschappij, heeft de PVV een electorale keuze voor sociaaleconomisch conservatieve standpunten gemaakt. Geert Wilders heeft de angst onder het electoraat goed ingeschat.

Het waanidee dat andere politieke keuzes resultaat zijn van gebrek aan daadkracht
In de politiek komt de kloof tussen inzichten over het economisch beleid en de opvattingen van kiezers scherp naar voren. Het aan de politici om deze kloof te overbruggen. Die moeten hun achterban en hun kiezers tevreden houden of zien te overtuigen. Dat is nog geen makkelijke opgave: de kloof is niet te dichten met alleen een duidelijke uitleg. Die kloof bestaat al langer dan vandaag. Hiervoor hebben economen te weinig begrip. Ze wijzen liever met de vinger naar politici die naar populisme neigen en geen daadkracht vertonen.

De afgelopen jaren heb ik als econoom en politicus de kloof gevoeld; ik had zo mijn eigen spagaat. Soms heb ik – na een langdurige discussie en uit lichte wanhoop – collega-economen geopperd om zelf een eigen partij te starten. Dat is de taal die ze verstaan. De markt voor stemmen is competitief. De drempel tot toe- en uittreding is laag. Er zijn de afgelopen jaren veel partijen bijgekomen. Bovendien zijn de kiezers bereid te veranderen van politieke partij. Ze zijn minder trouw aan een partij dan consumenten aan een merk van een auto of een frisdrank. Maar een partij die pleit voor een reeks van pijnlijke maatregelen onder het motto ‘pijn is fijn’ hoeft niet rekenen op massale steun onder de bevolking. Hooguit een deel van de hoogopgeleiden, dat zichzelf prima weet te redden, zal zich misschien aangetrokken voelen. Dat wordt wel begrepen. Zo volksvreemd zijn economen ook weer niet.

Onderbuikgevoelens maskeren dat de kloof tussen inzichten van economen en opvattingen van burgers een belangrijk raadsel in het wereldbeeld van economen is. In het economische model maakt de burger als consument vanuit eigen belang een rationele keuze tussen alternatieven. Maar voor de burger als kiezer is dat blijkbaar anders. Of burgers stemmen niet uit eigen belang. Of burgers kiezen niet rationeel, omdat ze niet goed begrijpen wat hun eigen belang is. In elk geval verlangen burgers van politici voorstellen die voor henzelf schadelijk zijn, volgens economische inzichten. Dat is voer voor economen.

Voor u als lezer en kiezer moet duidelijk zijn: als u economen hoort klagen over politici, die te veel het oor naar sentimenten laat hangen en die te weinig pijnlijke maatregelen durven te nemen, dan hoort u ze klagen over u of over uw buurman.

* Een eerdere versie van dit artikel is verschenen in de Groene Amsterdammer.

Paul Tang, 2011, “Slappe knieën van politici zijn het probleem niet”, Me Judice, jaargang 4, 23 februari 2011.