Exportmodel Nederland staat onder druk

Om het hoge welvaartsniveau in Nederland te behouden, moet de economie zijn focus verleggen naar snelgroeiende opkomende markten. De huidige focus op de export naar West-Europa heeft de afgelopen jaren enorm bijgedragen aan de welvaart in ons land, met als belangrijkste exportsectoren de agrifood-sector, chemie, technologische industrie en logistiek. Maar de groei in West-Europa stagneert, waardoor het op lange termijn waarschijnlijk lastig wordt om groei te realiseren. Bovendien draagt het exportgerichte model bij aan de onbalans in Europa, zoals de tweedeling tussen Noord- en Zuid-Europa in de huidige crisis toont. Stimulering van de binnenlandse vraag in Nederland kan hierop een antwoord geven.

Dit zegt ING op basis van de studie Nederlandse handel: meer Europees dan mondiaal[1] van het ING Economisch Bureau, die vandaag tijdens een persbijeenkomst werd gepresenteerd.

Van kracht naar zwakte

“De kracht van het Nederlandse exportmodel kan op termijn veranderen in een zwakte”,zegt Maarten Leen, hoofd Macro- en Consumenteneconomie van ING Economisch Bureau. “De groeivooruitzichten voor West-Europa zijn matig, door onder meer consolidatie van overheidsuitgaven en vergrijzing. Er ligt een grote uitdaging voor de belangrijkste sectoren om de groei van de afgelopen vijftien jaar te evenaren.”

Opkomende markten lopen uit

Met opkomende markten heeft Nederland een tekort op de lopende rekening van maar liefst 10%. Dit steekt schril af tegen het overschot met West-Europa van ruim 20%. Het Nederlandse bedrijfsleven exporteert vooral naar deze traditionele markten – naast West-Europa ook de VS – en weet nog geen vuist te maken in de opkomende economieën, met name in Azië. “Nederlandse bedrijven staan bekend om kwalitatief goede producten, betrouwbaarheid en flexibiliteit en zouden zich daarmee ook op groeiregio’s moeten kunnen richten,” zegt Annerie Vreugdenhil, directeur ING Commercial Banking Nederland. “Deze crisis biedt kansen voor solide Nederlandse bedrijven om de mogelijkheden voor verdere internationale expansie te benutten. Om de financiële slagkracht hiervoor in het komende jaar te waarborgen is het belangrijk dat bedrijven kijken naar verschillende financieringsmogelijkheden en bouwen aan een bankengroep waar zij voor langetermijncommitment op kunnen vertrouwen.”

Steunen op agrifood en chemie

Uit de studie van het ING Economisch Bureau blijkt dat de grootste bijdrage aan het Nederlandse handelsoverschot voor rekening komt van agrifood- en de chemiesector. Daarnaast heeft de technologische industrie in Nederland zich sinds medio jaren ’90 sterk ontwikkeld en kent de hoogste exportgroei van alle productiesectoren. Een andere sleutelsector voor Nederland is de logistiek, die mede mogelijk heeft gemaakt dat de wederuitvoer de afgelopen vijftien jaar is verdrievoudigd. De export van zakelijke dienstverlening is in dezelfde periode verdubbeld, onder andere dankzij het Nederlandse belastingstelsel dat aantrekkelijk is voor trustactiviteiten en betalingen van royalties.

Kennis is macht

“In feite is er sprake van duizenden nichemarkten die in opkomende landen nog in ontwikkeling zijn,” zegt Jurjen Witteveen, sectoreconoom Industrie van het ING Economisch Bureau. “Specialistische kennis kan Nederlandse sectoren daar verder brengen. In opkomende landen kan men de kennis van Nederland, zeker als het gaat om de sleutelsectoren, goed gebruiken”.

Een structureel probleem vor heel Europa is de economische onbalans tussen noordelijke en zuidelijke landen op het continent. Het structurele tekort dat Zuid-Europese landen op hun handelsbalans hebben leidt vanzelf tot schulden en dus tot kwetsbaarheid. Zuidelijke landen zullen hun concurrentiekracht moeten vergroten, waardoor hun export toeneemt, maar ook overschotlanden zullen zich moeten aanpassen. Het voor de hand liggende antwoord is een grotere binnenlandse vraag, ofwel hogere consumptie en/of bedrijfsinvesteringen.