Ook Robert Arnott sceptisch over wildgroei smart bèta

De enorme opgang van het smart bèta-universum is niet perse een goede ontwikkeling zo stelt Robert Arnott van het Amerikaanse Research Affiliates. Arnott is de grondlegger van Fundamental Indexation dat door veel partijen het eerste smart bèta systeem genoemd. Hoe meer smart bèta-achtige fondsen er komen hoe meer beleggers op moeten passen zo waarschuwt Arnott ons bij zijn bezoek in Amsterdam.

Te hoge verwachtingen

Robertarnott
Robert Arnott

De opgang van de smart bèta fondsen was volgens te verwachten. “Hoe meer partijen een succesvol systeem zien hoe vaker geprobeerd wordt hier van profiteren” aldus Arnott. Hij sluit zich ook aan bij de veelvuldige gehoorde kritiek dat het oude wijn in nieuwe zakken is. “Smart marketing dus vooral” voegt hij er aan toe.

Arnott stelt dat het kinderlijk eenvoudig is om een weging te vinden die goed kan renderen. Hij noemt het een simpele optimalisatietruuk die op veel dataming gebaseerd is. “Het zit hem in het feit om wegingen/factoren te vinden die door de tijd heen persistent zijn en ook niet afhankelijk van bepaalde markten zijn” zo stelt Arnott. Volgens hem waren eigenlijk alleen de klassieke Fama & French factoren (3-factor model) resistent door de tijd heen en ook voor meerdere markten van toepassing.

Interview Analist.nl met Robert Arnott: Fundamental Indexation in een notendop

Fundamental Indexation kiest goedkopere aandelen

Voor Arnott is het nog dagelijks een wonder dat er zoveel mensen in marktgewogen indices zoals de S&P 500, MSCI en de Russel 2000 beleggen. Arnott noemt het een ‘no-brainer’ om te begrijpen dat juist in dergelijke hoofdindices vooral de historische winnaars van de beurzen al zitten: de aandelen met de hogere marktkapitalisaties. Beleggers in dergelijke genoemde indices beleggen dus vooral in aandelen die al hard gestegen zijn en hebben als het ware de rit dus al gemist zo stelt Arnott.

Hij voegt er aan toe dat net zoals in de sport ook in het bedrijfsleven winnaars geen winnaars kunnen blijven en dat er dus sprake is van een haasje-over effect. Hiermee bedoelt hij dat winnende bedrijven op termijn wel weer ingehaald worden door hun concurrentie.

Dit is trouwens ook een conclusie waar ook Mebane Faber op hamert. “Het overwegen van de aandelen met de hogere marktkapitalisaties zorgt ervoor dat de risicopremie ‘size’ fors minder wordt.

Natuurlijk hebben kleinere bedrijven ook hogere risico’s maar dat is door een brede spreiding zeer op te lossen” aldus Arnott.

Arnott’s Fundamental Indexation kan gezien worden als een mix tussen actief en passief beleggen. De aandelen worden hier gewogen op basis van hun ‘economic footprint’ zoals Arnott het noemt. Een hele opvallende variabele hiervan is bijvoorbeeld het aantal werknemers.

Deze variabele (de groene lijn in de grafiek) toont de aandelenrendementen van de bedrijven die het meest gegroeid hebben qua personeelsbestand. Dit wordt als een leading indicator gebruikt: de aandelen van de bedrijven die recent qua personeel fors groeiden worden zwaarder in de portefeuille gewogen. De grafiek toont hoeveel 1 dollar in 1962 geïnvesteerd in de verschillende strategieën opleverde. De rode lijn is de kapitaalsgewogen S&P 500-index.

We zien dat alle andere strategieën waarbij vrijwel dezelfde aandelen als van de S&P 500 gekozen worden maar waarbij de wegingen anders zijn het fors beter hebben gedaan dan de S&P 500. Arnott voegt er aan toe dat dit uiteraard geen heilige en altijd werkende modellen zijn maar ze tonen volgens hem wel significante grote contrasten met de kapitaalsgewogen indices aan.

Fundamentalindexation

Dit artikel verscheen eerder in het Analist Journaal van oktober.