De focuspunten van de stresstesten

Stresstesten voor liquiditeitsrisico zijn een nuttige aanvulling op de nieuwe Bazelse liquiditeitsregels. Dit blijkt uit een nieuwe studie van het Bazels comité voor het bankentoezicht. De studie geeft ook praktische aanwijzingen voor het gebruik van liquiditeitsstresstesten. De aanwijzingen vormen een welkome bijdrage aan een meer uniforme toepassing van het instrument.

Stresstesten: voordelen

Als reactie op de crisis heeft het Bazels comité nieuwe standaarden opgesteld om liquiditeitsrisico’s van banken te beheersen. De Liquidity Coverage Ratio (LCR) zorgt er voor dat banken voldoende liquide buffers aanhouden om een hevige, maar relatief korte periode van stress te weerstaan. De Net Stable Funding Ratio (NSFR) beperkt het structurele liquiditeitsrisico, door te bevorderen dat lange termijn uitzettingen door stabiele middelen op de bankbalans worden gefinancierd. De twee standaarden kennen vaste uitgangspunten voor het meten van liquiditeitsrisico.

Stresstesten zijn een nuttige aanvulling, onder andere omdat ze flexibel zijn in de keuze van de tijdshorizon en scenario’s. Op die manier kunnen economische of financiële schokken worden nagebootst. Zo worden kwetsbaarheden in het financiële systeem opgespoord voordat deze zich daadwerkelijk manifesteren. Ook kan worden getoetst hoe lang een bank in een stressscenario kan voldoen aan de minimum liquiditeitseisen van de toezichthouder. DNB maakt in haar reguliere toezicht al geruime tijd gebruik van een eigen stresstestraamwerk voor liquiditeit.

Tekortkomingen

Hoewel de financiële sector al langer gebruik maakt van liquiditeitsstresstesten, is er geen uniforme aanpak. Bijvoorbeeld voor het bepalen van de veronderstellingen in de scenario’s die de instellingen zelf toepassen. Hierdoor zijn er zowel internationaal, als tussen instellingen, grote verschillen in de aanpak. Ook zijn er blinde vlekken in de gebruikte methoden voor liquiditeitsstresstesten. De studie van het Bazels comité (het internationale samenwerkingsverband van banktoezichthouders) doet voorstellen voor verbeteringen ervan. Zo moeten de instellingen rekening houden met de tweede ronde-effecten in stressscenario’s. Die kunnen optreden als markten instabiel worden door reacties van getroffen partijen of als hun reacties met reputatieverlies gepaard gaan. Instellingen veronachtzamen soms dergelijke negatieve effecten van hun gedrag op de markten waar ze actief zijn. Het gevolg is dat daardoor onterecht wordt verondersteld dat activa snel en zonder al te veel verlies kunnen worden verkocht.

In de studie wordt gewaarschuwd dat banken in hun stresstesten er niet klakkeloos van uit moeten gaan dat de centrale bank ze met leningen uit de brand helpt. De huidige situatie waarin veel banken in het eurogebied afhankelijk zijn van centrale bankfinanciering kan niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. In stressomstandigheden kan toegang tot centrale bankfinanciering bovendien worden beperkt door een tekort aan beleenbaar onderpand.

Solvabiliteit en liquiditeit

Verder wordt erop gewezen dat hoewel liquiditeit- en solvabiliteitrisico in de praktijk nauw zijn verweven, de meeste stresstesten beide risico’s veelal afzonderlijk behandelen. Een voorbeeld hiervan is een stresstest van de kapitaalpositie van banken die alleen rekening houdt met de kredietverliezen op obligaties. De wisselwerking met liquiditeitrisico moet hierbij worden betrokken. De kapitaalpositie kan bijvoorbeeld onder druk komen door waardeverliezen op liquide acitva, als die moeten worden verkocht tegen ‘fire sale’ prijzen om de liquiditeitspositie veilig te stellen. Ook beïnvloedt stress de financieringskosten, afhankelijk van de liquiditeits- en fundingpositie van de bank. Hoge financieringskosten hebben weer een negatief effect op de toekomstige kapitaalspositie.

De studie geeft verder een aantal praktische suggesties. Instellingen zouden hun liquiditeitspositie voor iedere valuta waarin ze actief zijn afzonderlijk moeten testen. Aanbevolen wordt om zowel op groeps- als entiteitsniveau stresstesten uit te voeren, omdat niet aangenomen kan worden dat in stressomstandigheden er altijd liquiditeit tussen concernonderdelen van een bank kan stromen. Ook relaties met zogenaamde schaduwbanken, zoals geldmarktfondsen of special purpose vehikels, moeten in een stressscenario worden betrokken. En last but not least wordt onderstreept dat liquiditeitsstresstesten integraal onderdeel moeten uitmaken van het risicomanagement van de instellingen, wil het instrument echt toegevoegde waarde hebben.

In de liquiditeitsstresstesten van DNB worden de suggesties van het Bazels comité op een aantal manieren al toegepast. In deze stresstesten krijgen banken met een hogere uitstroom van liquiditeit te maken als zij een slechtere rating hebben dan vergelijkbare banken, en als zij afhankelijker zijn van niet-euro financiering. Zo wordt de link tussen kapitaal en liquiditeit en het valutamismatchrisico gelegd. Tweede ronde-effecten spelen een rol doordat er rekening mee wordt gehouden dat een bank met hogere waardeverliezen op activa wordt geconfronteerd, als deze na een maand nog geen financiering kan aantrekken. Ook het solvabiliteitrisico is belangrijk, omdat wordt verondersteld dat banken met meer kapitaal en minder activa die als onderpand worden ingezet (activabeklemming) op een eerder moment weer financiering kunnen aantrekken dan andere banken. Instellingen met minder kapitaal en meer activabeklemming zijn afhankelijk van hun liquiditeitsbuffer en daardoor kwetsbaar voor liquiditeitsstress en toenemende waardeverliezen bij de verkoop van liquide activa.

DNB zal de inzichten uit de Bazelse studie gebruiken om de stresstesten verder vorm te geven en verwacht dat ook banken de Bazelse aanbevelingen opvolgen. De studie kan zo bevorderen dat liquiditeitsstresstesten op een meer vergelijkbare manier worden uitgevoerd.