Overschot lopende rekening vlakt af

Het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans is in het eerste kwartaal van 2014 uitgekomen op bijna 14% van het bruto binnenlands product (EUR 20 miljard). Dit betekent een lichte daling ten opzichte van het eerste kwartaal van 2013. Het netto externe vermogen van Nederland – het Nederlandse bezit in het buitenland minus het buitenlandse bezit in Nederland – steeg naar een niveau van EUR 306 miljard (met kapitaaldeelnemingen gewaardeerd tegen boekwaarde).

Lopende rekening

Net als het voorgaande kwartaal is het overschot op de lopende rekening (noot 1) iets lager dan een jaar geleden. Daarmee is het afgelopen half jaar vooralsnog een eind gekomen aan een langere periode van stijgende overschotten (op 4-kwartaalsbasis, zie figuur). De kentering wordt gedreven door een afvlakkende ontwikkeling van het goederensaldo, en netto inkomsten op het buitenland die al enige kwartalen lager liggen dan het voorgaande jaar.

Grafiek 1: Saldo lopende rekening (%bbp, voortschrijdend 4-kwartaalstotaal)

saldo lopende rekening nederland

De stijging van het overschot op jaarbasis sinds begin 2010 is terug te voeren tot het verkeer met de EU-28. Het overschot op die landen steeg van EUR 90 miljard in 2010 naar EUR 111 miljard in 2013. Het overschot op de landen buiten de EU bleef daarentegen vrij stabiel, met daarbinnen een toename van het tekort op de VS en een afname van het tekort op Japan.

In de afvlakkende ontwikkeling van het goederenoverschot speelde de zachte winter een belangrijke rol. Door de relatief hoge temperaturen is er in het eerste kwartaal, anders dan in voorgaande jaren, minder aardgas uitgevoerd dan een jaar ervoor. Per saldo kwam de uitvoer van aardgas uit op EUR 4,5 miljard, een daling van 30% ten opzichte van 2013K1. Daarnaast bepaalden prijsontwikkelingen het beeld voor het goederenverkeer: overall lagen de in- en uitvoerprijzen lager dan een jaar geleden (2,8% respectievelijk 2,4%).

De ontvangen inkomens op directe investeringen in het buitenland zijn in het eerste kwartaal, voornamelijk bij de niet-financiële instellingen, gestegen naar een totaalniveau van EUR 12 miljard. Het hoge niveau van het eerste kwartaal 2013 werd echter niet gehaald, zodat over 4 kwartalen sprake was van een daling. Buitenlandse moeders behaalden, zowel ten opzichte van het voorgaande kwartaal als in vergelijking met een jaar eerder, een licht hogere winst op hun directe investeringen in Nederland.

Financieel verkeer

Nederlandse beleggers kochten voor ongeveer EUR 11 miljard aan buitenlandse effecten, waarbij aandelen de boventoon voerden (EUR 7 miljard). De pensioenfondsen kochten voor ruim EUR 8 miljard buitenlandse obligaties. Dat de netto aankopen lager uitvielen kwam mede door de afbouw van VS-schuldpapier door de Nederlandse overheid, gerelateerd aan de veiling van de IABF-portefeuille. Buitenlandse beleggers verkochten daarentegen per saldo een deel van hun bezit aan Nederlandse effecten. De verkopen hadden volledig betrekking op Nederlandse obligaties, zowel van banken (EUR 7 miljard) als van niet-financiële ondernemingen (EUR 3 miljard). De aan- en verkopen van Nederlandse aandelen waren vrijwel in balans, terwijl het buitenlands belang in Nederlands geldmarktpapier toenam.

Positieve waardeontwikkelingen, onder meer gedreven door de daling van de kapitaalmarktrente, zorgden er voor dat het buitenlands bezit aan Nederlandse effecten uiteindelijk toch toenam (met EUR 20 miljard naar EUR 1.273 miljard) en het Nederlands bezit aan buitenlandse effecten nog verder werd opgestuwd (met een totale toename van bijna EUR 40 miljard naar EUR 1.262 miljard). De daling van de kapitaalmarktrente is tevens de belangrijkste oorzaak voor de omslag in de netto-bijdrage van derivaten aan het externe vermogen van Nederlandse ingezetenen. Na vijf kwartalen van afname steeg de bijdrage met EUR 9 miljard naar EUR 5 miljard. Vooral de netto-positie van pensioenfondsen in rentetermijncontracten nam flink toe, doordat zij zich indekken tegen een daling van de lange rente.

De bijdrage van de directe investeringen (tegen boekwaarde) aan het netto extern vermogen daalde met EUR 7 miljard. Wat opviel was de toename van de buitenlandse investeringen in Nederlands onroerend goed met EUR 800 miljoen. Dit is een veelvoud van de mutatie in de voorgaande kwartalen. De (geraamde) omvang van onroerend goed in het geheel van de buitenlandse directe investeringen in Nederland is met circa EUR 760 miljoen echter vrij beperkt.

Noot 1: De cijfers voor het nieuwste kwartaal moeten nog met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Vanaf september zal DNB cijfers publiceren conform het door het IMF opgestelde nieuwe handboek Balance of Payments Manual 6. De overstap op de nieuwe statistische handboeken is aangegrepen om ook verbeteringen in bronnen en compilatiemethoden door te voeren. De huidige tabellen zijn de laatste conform de bestaande manuals, maar in de cijfers voor het nieuwste kwartaal werkt een aantal vernieuwde bronnen en compilatiemethoden al wel door. Bij de eerstvolgende publicatie in september zal bij de verschillende wijzigingen worden stilgestaan.

Bron: DNB